Titel | Wij, Aert van Hoeff en Goert Jan Matheeusen, schepenen, doen condt dat mr. AERT HORCKMANS, notaris bij de Raad van Brabant, 'geadmiteert binnen dezer stadt', voor ons is verschenen, die getuigt op verzoek van MECHTELT, echtg. van JOSEPHO van GEFFEN, schout van Helmond, dat in de maand juni jongstleden, de precieze dag is hem ontschoten, dat hij op een morgen bij JAN AERT van HOUBRAECKEN, deurwaarder van dezelfde Raad, werd geroepen. Dat was ten huize van WILLEM HENRICX CUYTEN, burger dezer stad, om met anderen een brandewijntje te drinken (twee kleine roemerkens, staandvoets gedronken). Daarna vroeg de deurwaarder of mr. Aert geen interesse in de 'huyssierstock'. Ja, dat had mr. Aert wel. 'Ik geef er 100 Rijksdaalders voor.' Waarop de deurwaarder hem de stok overhandigde. Daarna gingen de drinkgezellen ieder huns weegs. Enige tijd daarna, nog voor de middag, verscheen de deurwaarder ten huize van mr. Aert, overhandigde hem de stok, vroeg daarvoor een 'pond groot', kreeg een dubbele Spaanse pistolet, en vertrok. Na de middag kwam hij echter weerom, om de koop ongedaan te maken. Dit laatste gebeurde in het huis van GOYERT MICHIELSEN, waar de drinkers blijkbaar hadden afgesproken voor nog een potje te drinken. Mr. Aert is accoord gegaan met het terugdraaien van de transactie, en wil dat bij deze vastgelegd zien. 16 juli 1622, 1622/1623 |